TeamED als voorbeeldproject!

TeamED als voorbeeldproject!
Het ministerie VWS is in de persoon van staatssecretaris Blokhuis o.a. bezig met het terugdringen (uit de wereld helpen) van dakloosheid onder jongeren en jong volwassenen.
Omdat er al veel op dit gebied gebeurt, hebben ze een platform in het leven geroepen waar voorbeeld projecten worden gepresenteerd.
Een van die voorbeeldprojecten is TeamED!
We hebben een leuke middag gehad met de interviews en de filmopnamen en kijken met veel trots naar het filmpje als eindresultaat (al is het altijd raar om je zelf op bewegend beeld te zien 😜) Check het filmpje en de website voor nog meer voorbeeldprojecten www.iedereenondereendak.nl

Ervaringsverhaal Ludo

Vanmorgen werd ik wakker en besefte mij wat vier maanden met een mens kan doen. Ik werd wakker en ik was trots en tevreden, vooral trots omdat ik gegroeid ben.

Terug naar plus minus zes maand terug. Ik had regelmatig terugvallen in oud gedrag. Geen ernstig gedrag maar voor mij als persoon wel schadelijk. Ik begon een patroon te herkennen en heb dit besproken met mijn therapeut. We keken naar een paar voorvallen, iemand waar ik van hield overleed, mijn moeder die mij in de steek liet. Ik voelde me echt ontzettend kut.

 

Hallo,

Ik zal me even voorstellen: ik ben Ludo, geboren in België in 1970. Ik ben zoals ze dat in vaktermen noemen een polygebruiker. In de zomer van 1982 is mijn jarenlange verslaving begonnen. Toen kwam ik in aanraking met heroïne. Ik had een vakantiebaantje gevonden in Duitsland, vlak over de grens en vlakbij waar ik woonde. Door een vriendje van mijn zus werd ik benaderd om via de zwarte grens ‘spul’ mee te nemen naar zijn contacten in Duitsland en geld mee terug te nemen. Zo verdiende ik als een jochie van 12 heel wat geld bij. Ik wist heel goed wat ik mee de grens over nam en dat wekte mijn nieuwsgierigheid. Ik wilde dat ook proberen en ik wist dat mijn zus toen al lang verslaafd was. Maar ik kon me geen voorstelling maken van wat nu echt verslaafd zijn was, ondanks dat ik genoeg had gezien bij mijn zus. Mijn zus was 4 jaar ouder dan ik en was eigenlijk mijn maatje, mijn partner in crime. Samen met nog 3 andere zussen zijn we opgegroeid in een gebroken gezin. Vader was zwaar alcoholist en moeder was zwaar overspannen. Zij kon eigenlijk de zorg voor ons niet aan. Dat maakte ook dat als ik in de weekenden en vakanties thuis was ik erg vrij was in mijn doen en laten. Zeker omdat ik de enige jongen was tussen 4 meiden.

Door de week zat ik op een internaat in België waar ik vanaf mijn 3e tot en met mijn 16e jaar ben geweest. Daar was het, zoals ik het voelde, niet leven maar overleven, en in de weekenden was het in de achterstandswijk waar mijn moeder woonde niet anders. Ik heb al heel vroeg moeten leren om voor mezelf op te komen en dat deed ik niet altijd op de juiste manier. Ik voelde me jong erg ongelukkig en moest me altijd groot houden, en zoals gezegd kwam op mijn 12e de heroïne op mijn pad. Dat verlichtte meteen een hoop pijn en verbloemde een hele hoop onzekerheden die ik had.
Het eerste jaar gebruikte ik eigenlijk voornamelijk in de weekenden en soms nam ik wat mee naar het internaat. Ik had toen nog niet veel nodig en wist het heel goed te verbergen; niemand wist ervan. In de loop van mijn eerste verslavingsjaren was ik heel goed geworden in het verbergen van mijn verslaving. Ik zag mezelf ook niet als verslaafd. Ik had het gevoel dat ik daar boven stond: mij gebeurde dat niet. Helaas, niets was minder waar. Ik ging steeds vaker en meer gebruiken en op mijn 14e kwam daar ook cocaïne bij. Ik ging steeds meer meenemen naar het internaat en inmiddels ook niet meer alleen voor mezelf. Ik had daar een waar handeltje opgezet. Dit moest vroeg of laat mis gaan daar in België en dat gebeurde ook. Een schoolkameraad van me ging door drugs out in de klas en lapte me erbij. Ik werd gelijk van het internaat gegooid en naar mijn moeder in Nederland gestuurd. Ik had destijds geluk dat men niks bij mij vond want anders was ik in België in een jeugdgevangenis beland. Eenmaal terug in Nederland was het hek helemaal van de dam. Ik was inmiddels ook mijn vakantiebaantje kwijt omdat het park waar ik werkte failliet ging. Ik moest dus voor geld gaan zorgen. Toen werd ik me ook een soort van bewust dat ik een probleem had: ik werd voor het eerst echt ziek van de heroïne. Ik ben toen naar het CAD (Centra voor Alcohol en andere Drugproblemen) gegaan want ik wist van mijn zus dat je daar heen kon als je verslaafd was. Eigenlijk geloofde ik zelf nog niet dat ik dat was maar ik wilde me weer goed voelen. Dit was mijn eerste niet echt expres bedoelde poging om te stoppen. Ik kwam daar bij de verslavingsarts en die schreef me Oxazepam voor omdat hij vond dat ik nog te jong was voor methadon. Nou, laat ik je zeggen: die Oxazepam was voor mij een wonderpilletje. Zeker als je er meerdere tegelijk nam, samen met wat alcohol. Ik was onverwinnelijk en durfde alles. Samen met een groepje waar ik voorheen in de weekenden mee gebruikte ging ik stelen, oplichten en inbreken.

Al snel kwam ik in Nederland met een jeugdrechter in aanraking en na een bezoekje of 4 waren ze het zat om me taakstraffen of een voorwaardelijke straf te geven. Ik werd op mijn 17e veroordeeld tot een toen nieuw programma wat in het Nederlandse leger liep, het Glen Mills-programma, dat was komen overwaaien vanuit Amerika. Ik moest aantreden en werd in een soort bootcamp gezet met nog meer jonge criminelen uit heel Nederland, en het was de bedoeling om me hier wat discipline bij te brengen. Ook deze poging om me te helpen is niet erg vruchtbaar geweest. Zoals ik nu vaak gekscherend zeg: ‘ik ging gek en verslaafd dit programma in en na 18 maanden ben ik nog verslaafder en zo gek als een deur hier uitgekomen.’

Ik heb een te gekke (zware) diensttijd gehad maar ook hier lukte het me niet om te stoppen met gebruik. Nog sterker: ik ben hier nog meer gekke dingen gaan gebruiken. Vlak na mijn diensttijd viel ik in een gat omdat mijn moeder overleed, waar ik ondanks alles een goede band mee had. Ze was alles voor me en ik koppelde dat aan onvoorwaardelijke liefde. Ik raakte dakloos en ging de krakersbeweging in, ik trok veel op met mijn zus en haar vrienden, en in die tijd ben ik ook alles gaan spuiten wat ik maar vloeibaar kon maken. Dit heeft ongeveer 2 jaar geduurd, maar ik had in de tussentijd alweer een aantal aanvaringen met justitie gehad en hier en daar een aantal weken/maanden gezeten.

Na een detentie in 1992/1993 was ik voor het eerst mijn verslaving goed zat en ik worstelde met schuldgevoelens naar mijn moeder toe. Ik heb me toen vrijwillig laten opnemen in een therapeutische gemeenschap. Veel ex-gebruikers zullen dit wel kennen. De eerste maanden gingen goed en ik kickte af van alles wat ik gebruikte. Tot ik in de 4e fase zat en meer vrijheden kreeg. Ik kreeg een relatie daar en ging samen met haar op weekend en ging binnen een maand langzaam van softdrugs naar weer in de weekenden gebruiken. Ik ben in 1995 daar zelf weer weg gegaan, samen met mijn relatie die ik daar had. Dit heeft niet lang geduurd want in de tweede week dat we weg waren heeft zij zich doodgereden. Dit was voor mij nog meer reden om helemaal stuk te gaan.

Ook dit heeft weer enkele jaren geduurd. Met ups en downs bajes in bajes uit, door heel Europa gereisd voor mijn criminele activiteiten (ik wist in iedere stad waar ik was drugs en de drugscene te vinden, ik leefde erop los en had zoals ik het nu zelf zeg ‘a suicide mission’: het boeide me in die tijd niet of ik er morgen niet meer was. Ik ben in deze jaren ook menig keer in het ziekenhuis wakker geworden. Met tussenposen had ik een vast onderkomen in de vorm van een kamer en werkte zo nu en dan als schilder, behanger, ovenbouwer en steigerbouwer. Ik heb destijds zelfs een opleiding gedaan voor onderhoudsschilder (ik minderde wel met gebruik maar stopte niet).

Eind 1997 begin 1998 ben ik bij mijn vader gaan inwonen als mantelzorger. Hij had COPD en er moest voor de nacht iemand bij hem zijn. Ook in dit jaar kwam ik in de scene mijn ex tegen, ergens in Limburg, waar ik soms werkte als drugsrunner (ook zij was verslaafd). Lang verhaal kort: we zijn eerst bij mijn vader gaan hokken, en we hadden het plan om een eigen woning te regelen.

Maar in september 1999 achterhaalde justitie me en ik moest tot 2001 weer in detentie. Ook in deze detentie ben ik niet gestopt met gebruik. Ik kreeg mijn spul binnen via bezoek, en ik wilde weer sociaal gaan gebruiken. Dit had ik ook met mijn ex besproken: sociaal gebruiken en gaan werken als steigerbouwer. In januari 2001, na de detentie, ben ik gaan solliciteren bij een oude werkgever die blij met me was en me weer aannam.

Ondertussen woonden we nog steeds bij mijn vader en in 2003 raakte mijn ex zwanger van mijn zoon. We kregen een eigen huis en gingen samenwonen. Ik bleef werken als steigerbouwer en deed een opleiding als meewerkend voorman wat ik haalde (ook in deze tijd bleef ik wat ik dacht sociaal gebruiken). Mijn gebruik was een soort beloningssysteem of vlucht als mijn ex en ik weer eens woorden hadden en het was een soort straf voor haar als ik meer ging gebruiken. De geboorte van mijn zoon was helaas geen echte omslag voor me om te stoppen met gebruik. Mijn gebruik en werk waren ondertussen zowat met elkaar verweven en ik moest blijven gebruiken om op mijn werk te blijven presteren.

In 2007 zijn mijn ex en ik uit elkaar gegaan en ik verloor mijn werk. Ik zat weer op een kamertje en ik heb me toen met tijden weer helemaal laten gaan in mijn gebruik en in criminaliteit. Ik zag mijn zoon wel en hij verbleef ook zo nu en dan bij me. In 2010 kreeg ik een eigen woning en mocht ik mijn zoon onder begeleiding zien.

In 2013 was ik inmiddels zo klaar met mijn leven als junk en wilde ik stoppen. Ik wilde opgenomen worden, wat maar niet ging (om verschillende redenen: te mondig voor de groep, te agressief, of omdat ik geen methadon gebruikte). De enige manier voor mij om geholpen te worden was via justitie. Ik moest me maar laten pakken met een van mijn criminele activiteiten zodat ik geholpen kon worden. Dat heb ik dus ook gedaan en ik moest er rekening mee houden dat ik iets goeds neerzette want anders zou ik niet in aanmerking komen voor een justitieel traject.

Ik woog inmiddels door mijn gebruik en manier van leven nog maar 48 kilo en kon niks meer binnen houden. Ik leefde zowat van vla en bijvoeding. Ik ben op een zekere dag mijn ding gaan doen (een overval en ik wist dat ze me zouden pakken). Diezelfde dag zat ik ‘s avonds nog op politiebureau. Ik was blij dat ik twee dagen later naar het Huis van Bewaring kon gaan en ik heb bij binnenkomst al aangegeven dat ik naar een drugsvrije afdeling wilde. De eerste drie weken waren een hel maar ik voelde me steeds beter en heb alles gedaan om definitief te kunnen stoppen met gebruik. Ik heb met mijn advocaat besproken dat ik in een traject wilde om af te komen van mijn verslaving, maar dat ik daar hulp bij nodig had omdat me dit zelf niet lukte, en dat dat de reden was dat ik nu gedetineerd was. Ik wist geen ander weg, ik moest eerst even uit de maatschappij gehaald worden en een tijdje achter de deur. Ik wilde tegen mezelf beschermd worden. Na 3 maanden kwam mijn zaak voor rechter en ik werd in eerste aanleg veroordeeld zonder therapie. Ik was te lang uit het systeem van justitie geweest: mijn laatste veroordeling was in 1999. We zijn toen in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. Na twee jaar, in 2015, kon ik dan naar een kliniek in Zutphen. De officier van justitie had toch anders besloten.

Vanaf dit moment is mijn huidige leven begonnen. Ik heb de therapie met succes afgemaakt en ben begonnen met een opleiding als ervaringsdeskundige, daarna een opleiding als sociotherapeut waar ik nu nog druk mee ben, en ik ben ondertussen gaan werken als vrijwilliger bij TeamED. Ik loop inmiddels stage op dezelfde groep en kliniek waar ik ooit zelf was als cliënt, en ook hier zet ik mijn ervaringskennis in, net als bij TeamED.

Waarom het bij mij zolang heeft geduurd om definitief te kunnen stoppen, is omdat ik gewoonweg niet de juiste adviezen kreeg of medewerking. Of gewoon simpelweg dat ik echt rockbottom moest gaan (een combinatie van dit alles denk ik).Dit is dan ook daarom ik doe wat ik nu doe als ervaringsdeskundige. Samen uitzoeken wat er nodig is om iemand eerder in herstel te krijgen, want ik gun niemand de weg die ik mezelf heb laten afleggen. Ik ben er zeker van dat ik mijn roeping heb gevonden als ervaringsdeskundige. Inmiddels ben ik alweer bijna 4 jaar gelukkig met mijn vriendin en heb ik weer contact met mijn zoon, heb een eigen woning en ben erg gelukkig in mijn leven, zonder drugs.

Met vriendelijke groet,
Ludo Janssen.

K*t

Vanmorgen werd ik wakker en besefte mij wat vier maanden met een mens kan doen. Ik werd wakker en ik was trots en tevreden, vooral trots omdat ik gegroeid ben.

Terug naar plus minus zes maand terug. Ik had regelmatig terugvallen in oud gedrag. Geen ernstig gedrag maar voor mij als persoon wel schadelijk. Ik begon een patroon te herkennen en heb dit besproken met mijn therapeut. We keken naar een paar voorvallen, iemand waar ik van hield overleed, mijn moeder die mij in de steek liet. Ik voelde me echt ontzettend kut.

 

Dat woordje kut, dat was echt alles voor mij, ik kon dat woord gebruiken voor iets wat slecht voelde, maar hoe het daadwerkelijk voelde wist ik niet. Dat was voor een ander altijd maar gissen. Had ik griep? Was ik verdrietig of bang? Had ik gewoon een chagrijnige dag? Ik kon het niet duidelijk maken en de ander kon het onmogelijk raden. En ondanks ik, als ik goede zin heb, flink kan ouwehoeren ben ik zeker geen prater.

Ik heb met therapie in een aantal sessies geleerd dat ik boosheid wél herkende, ik kon mijn handen voelen trillen, ik hoorde mezelf harder praten, mijn hart gaat sneller slaan en ik voel adrenaline opkomen. Soms bijna stoom uit mijn oren haha. Daarin merkte ik lichamelijke sensaties wat mij wees dat ik kwaad was. Maar hoe zat dat nou met verdriet? Met bang zijn? Dit was en is voor mij best moeilijk te ontdekken. En omdat ik dat gevoel niet herken en niet weet hoe ik daarmee om moet gaan, ben ik dingen gaan doen waardoor ik helemaal niet hoefde te voelen.

Toen ik eenmaal op de hoogte was van het feit dat, ook ik, soms verdrietig mag zijn. Toen kwam dat moment dat ik het herkende en ook bewust was dat ik even door het gevoel heen moest. Ik moest gewoon even voelen, even het gevoel laten. Ik stond in de keuken en dacht help wat voelt dit raar. Ik kreeg een knoop in mijn maag. Ik voelde me even heel klein en verloren. Maar ik voelde tenminste iets. En ook een verdrietig gevoel kon ik lichamelijk herkennen. Na een paar minuten kreeg ik controle over dit gevoel. Ik kon én iets voelen én ik kon het handelen. Wauw.

Toen kwam dat moment. Acht november. Vanaf die dag ben ik niet meer terug gevallen in oude patronen. Ook al weet ik soms nog steeds niet helemaal precies wat ik voel, ik vertrouw mezelf erop dat ik dat gevoel wel aankan en het straks weer beter gaan. Ik kan mensen om mij heen ook steeds beter laten weten wat ik voel.
Ik heb afgelopen week tijdens een paardencoach-sessie tegen de coach durven zeggen dat ik heel erg bang was. Oke eerlijk toegegeven, dat ging niet zo makkelijk als het nu klinkt, ik heb eerst een half uur dodende blikken af zitten geven naar iedereen die mijn blik maar kruiste maar hey, ik boek vooruitgang?

Voor meer blog ga naar Facebook

 

Pleegzorg gaf mij kansen

We rijden de oprit op, ergens aan de rand van een industrieterrein. Aan de overkant van de weg lopen paarden in de wei, en een grote hond komt ons tegemoet zetten, nieuwsgierig wie daar nou weer aan zouden komen. Ja ik was het, en hij zou mij de komende tijd nog wel vaker zien daar. Maar ik ben in ieder geval al erg blij dat ik hier dieren om mij heen heb.

 

“Nou Willemijn, nu gaat het echt beginnen" zei mijn begeleider tegen mij.

"Maar het zijn vast echt hele lieve mensen, en je zal hier snel op je plek zijn. Het komt allemaal wel goed!”

 

Daar komt al een vrouw aan lopen, een lieve vrouw, dat is mijn eerste indruk. “Hee Willemijn, welkom, daar ben je dan!” Ze geeft me een hand en stelt zich voor: Diny is haar naam. We pakken mijn tassen uit de auto en lopen naar binnen. “Zet de tassen maar even in de gang, dan drinken we eerst een lekker kopje thee, en laat ik je zo je kamer zien.”

 

We lopen de keuken binnen, een oude maar gezellige keuken, echt zo’n keuken die past bij dit huis. Wat veroudert, maar nog in  prima staat. Overal hangen kleurplaten, en ze vertelt me vol trots dat die van haar kleinkinderen zijn die hier ook regelmatig over de vloer komen. “Neem lekker plaats, dan schenk ik een kopje thee voor jullie in. Mijn man zal zo ook wel thuis komen, die heeft nog een vrijdagmiddagborrel hierachter op de zaak.”

 

Met een kopje thee voor mij op tafel luister ik naar Diny. Ze vertelt me wat dingetjes over hoe alles gaat bij ze, maar dat ik daar zelf ook nog wel achter komen zal. Dan is het tijd voor mijn begeleider om te gaan. Nu moet ik het zelf doen, alleen bij deze mensen die ik nog nauwelijks ken, maar die mij wel een veilige plek willen geven. Een plek waar ik aan mijzelf kan werken, en kan groeien tot iemand die ik graag zou willen zijn.

 

Nadat we mijn begeleider hebben uitgezwaaid, pakken we mijn tassen en gaan naar boven, naar mijn kamer. De tweede deur links is mijn kamer. De kamer tegenover mijn slaapkamer is de kamer van mijn pleegbroer, en tussen ons in zit de badkamer. “Nou, dan zetten we de tassen op je kamer, kan je alles lekker een plekje geven, en even settelen. Over een uurtje heb ik het eten klaar, maar dan roep ik je wel. En als je eerder naar beneden wil komen mag dat natuurlijk ook, kijk maar wat je doet.”

 

Daar zit ik dan, op de rand van het bed. Hoe zou het thuis gaan? Zullen ze me al missen, of zijn ze juist blij dat ik weg ben? Wil ik dit wel, weg bij mijn ouders, mijn broer en mijn zusje? Mijn begeleider zei dat dit goed is voor mij. Ik zit namelijk al jaren lang in die slechte thuissituatie. Nu kan ik me eindelijk ontwikkelen, mijn doelen bereiken, en in de praktijk toepassen wat ik in therapie heb geleerd. Thuis kreeg ik daar helaas de kans niet voor.

 

Maar waarom?! Waarom ik, waarom dit, waarom zo… Ik val huilend op mijn kussen neer en zo heb ik even gelegen.

 

“Willemijn, we gaan eten!” roept Diny naar boven. Ik loop naar beneden. Herman, mijn pleegvader, is er ondertussen ook en hij stelt zich aan mij voor. We gaan aan tafel zitten. “Stamppot boerenkool met spekjes en worst, lust je dat?" Ze zet de pan op tafel en ik knik. Niemand kan dit zo lekker maken als mijn moeder natuurlijk, maar misschien moet ik het een kans geven. Misschien moet ik alles een kans geven. Ik ga hiervoor, en zie wel hoe het af loopt. Want één ding weet ik wel, hier aan tafel is het al veel gezelliger dan bij mij thuis aan tafel.